Braziliaanse geesten, goden en engelbewaarders

BraziliaanseGeesten S

Fotos: Fran6fran6; Toluaye; Gabriele; José P. de Freitas; Gabriele

University of Curaçao mr. dr. Moises Frumencio da Costa Gomez:
Lezing Martien Verstraaten
Curaçao, 28 september 2011

 

 

1. Spirits en entiteiten
De geesten en de geestenwereld

2. Orixás
Geesten en Goden in clubverband, versus vrije geesten
De Braziliaanse ‘Goden’ van de Candomblé

3. Zé Arigo en Dr. Fritz
Een spiritueel huwelijk met grote consequenties
Vrije geesten versus geesten in clubverband

4. Ayrton Senna
Een getergde entiteit
Een Tibetaanse geest die Formule 1-coureur wilde worden

 

1. Spirits en entiteiten
De geesten en de geestenwereld

We kennen allen de toonladder die u zojuist hoorde, met er in opgenomen: do, re, mi, fa, sol, la, si, do. Op een toonladder, van beneden naar boven, is de laatste ‘do’ een octaaf hoger dan de eerste. Beide ‘do’s’ verschillen alleen in frequentie, omdat de laatste ‘do’ het dubbele van de eerste is. Alle ‘do’s’ zijn dus gelijk qua toonsoort, maar verschillen alleen in trilling. Een maatschappelijke hiërarchie van de ‘do’s’ of verschil in intrinsieke waarde ontbreekt volkomen, beide ‘do’s’ zijn even belangrijk of onbelangrijk en hun gewicht in goud is hetzelfde.

Interessant in dit verband is te weten dat de benaming ‘do’ – die de Fransen vervingen voor de oorspronkelijke benaming ‘ut’ – afgeleid is van Dominus, wat ‘Heer’ betekent. De ‘Heren” (en dames) van de geesten- en godenwereld verhouden zich tot levende mensen precies hetzelfde als de ‘do’s’ binnen een enkel octaaf. Zoals we weten zijn alle ‘do’s’ als toonsoort gelijk, maar verschillend in hun trilling. Ook de dames en heren in de geestenwereld zingen hetzelfde lied als wij hier op aarde, alleen zingen zij hun hitjes in een ander octaaf, niet beter, niet slechter. De bewoners van de geesten- en godenwereld, van hemelse nimf tot overleden karrenspoorhouder, zijn dus qua aard gelijk aan ons mensen.

Doordat beide groepen zich in een andere wereld en staat van bewustzijn bevinden, zijn er natuurlijk verschillen. Het is vergelijkbaar met de geschakelde tandwielen van een versnelling van fiets of auto. Ze zijn door dezelfde as aan elkaar verbonden en drijven hetzelfde voertuig aan, alleen gebruikmakend van een andere omwentelingssnelheid.

De ‘bewoners’ van de geesten- en godenwereld, laten we ze de overleden do’s noemen, zijn amorf van aard, dus zonder vaste vorm, althans bezien door de fysieke ogen van de mens. De mensen hier, zeg maar de levende do’s, zijn als verschijningsvorm kristallijn van aard, hun lichamen hebben substantie, zijn vast van vorm. Net zoals met een mobieltje staan we, zolang het abonnementsgeld tenminste betaald is – onzichtbaar voor fysieke ogen – in verbinding met onze kornuiten daar.

Tijdens een lezing voor artsen en therapeuten van de GGD en van DSM – Departamentu di Salú Mental op Curaçao stelde ik al schertsend eens de vraag: ‘Zijn er nog dode therapeuten in de zaal?’ Tijdens lezingen voor therapeuten bezoeken mij altijd overledenen die in hun leven arts, therapeut of medium waren, en die belangstelling hebben voor de wijze van overdracht op mijn toehoorders, wanneer het paranormale naar het normale wordt vertaald.

Geesten, goden of engelbewaarders – in elke religie of wereldbeschouwelijk systeem weer anders benoemd en gekend – zijn de commissarissen van onze persoonlijke ‘Ik’-NV, die we voor het visuele gemak in de bovenwereld laten resideren op een gecapitonneerde divan, couche, sofa, canapé, chaise longue of harde keukenstoel. In gezonde situaties – dus zonder al te grote psychiatrische storingen of verslavingsperikelen waardoor de verbindingen verstoord kunnen zijn – heeft ieder een gezond kwartet of setje aan bereikbare geesten tot zijn beschikking. Elk potje heeft zo zijn eigen dekseltje. Jammer genoeg zijn we ons te weinig bewust van bruikbare informatie die via signalen per astrale e-mail aan ons verstuurd worden en ons postvak verstopt omdat we dergelijke berichten ten onrechte als spam aanzien. Natuurlijk is er ook veel kaf onder het koren, maar gelukkig zijn niet alle ons assisterende geesten van het bedenkelijke type zaterdagavond exorcisme borrelnootjesvideo.

Xenoglossie, het in vreemde tongen spreken. Het spreken in een voor de persoon onbekende taal. Ook de Heilige Geest als lid van het driemanschap – Vader, Zoon, Heilige Geest – is taalkundig op honderdduizenden plaatsen tegelijk aanwezig, en kent door xenoglossie vele talen en praat daar waar er maar wat te praten valt. Zijn heilige tong was en is gelijktijdig en overal waar biecht gehoord wordt of waar de (christelijke) godheid zich via de geest manifesteert. Eenzelfde principe kennen we bij de Afro-Braziliaanse Orixá die als een (heilige) geest door het lichaam van de priesterlijke ‘Pai de Santo’ spreekt.

Ik geef u een voorbeeld.

Zoals we een radio of tuner kunnen afstemmen op bepaalde kanalen, zo stemmen we meestal automatisch af op de geestenwereld dat ons cultureel als stereotiepe beeld met een gouden paplepel is ingegeven. Honderd tegen een dat als een Rooms Katholiek kind haar mooie ringetje op het grindpad heeft verloren, zij de Heilige Antonius zal aanroepen met ‘beste vrind zorg dat ik mijn ringetje vind’ (vooral niet het woord ‘vriend’ gebruiken, anders rijmt het niet op ‘vind’, en werkt het niet) om haar dierbaar ringetje tussen de honderdduizenden kiezelsteentjes te vinden. Het Curaçaose kind zal een omgekeerde bezemsteel achter de deur zetten van ‘e Sala’, de huiskamer, om de geesten te hulp te roepen om het langdradig koutende bezoek eindelijk te laten opkrassen. De Hindoestaan zweert bij Shiva, Krishna of Vishnu, en de Moslim kan niet genoeg krijgen van de leringen van Mohammed. Ook al was een incarnerende entiteit in zijn vorige levens al tienmaal Moslim, eenmaal in een Joodse cultuur geïncarneerd, zal hij zijn voormalige moslimse inborst uiten via Joodse symbolen. Zijn moslimse geleidegeesten zullen vrijwel altijd voor hem symbolisch in Joodse kledij gestoken zijn.

In de vorige eeuw kon je op de markt in China voor enkele duiten naar afgedankte Europese brillen in een schoenendoos graaien. Als je bijziend was en tevens slecht bij kas, keek je gewoon welke bril het meeste bij je beroerde ogen paste, rekende af en liep zonder witte stok naar huis. De missionarissen en de door hun gekerstende zwarten deden dat in Afrika ook, niet met brillen, maar met het passen en bijpassen van katholieke heiligen op het bestaande pantheon van Afrikaanse heiligen, Orishas genaamd, die in Brazilië Orixás heten. Christus werd gekoppeld aan Orixá Oxalá, de zoon van de oppergod Olórun, Orixá Oxóssi werd St. Joris, de maagdelijk wit geklede Orixá Yemanjá werd natuurlijk aan Maria gekoppeld. Niet dat alle Orixás de heiligen overlapten, maar wat er hier of daar overstak werd er met de gekartelde missieschaar gewoon afgeknipt. Het is duidelijk dat het syncretisme niets meer was dan een cultureel domesticeren van de zogenaamde animistische ‘wilden’ en hun godenleer. Zoals verschillende talen mogelijk naar Proto-World of meerdere oertalen wijzen, zo hebben vele religieuze systemen ten opzichte van elkaar een vrij consistente structuur. Het plak- en knipwerk van de laatste der zwartgerokte missionerende Mohikanen in Afrika was dan ook niet moeilijk.

Geesten die bij ons horen en die bij ons zijn, nemen vanuit didactische principes soms een geëigende verschijningsvorm aan – spirituele mimicry – vergelijkbaar met een pilletje van de dokter dat door het suikerlaagje gemakkelijker door het keelgat verdwijnt. Vaak zal een geest zoals ik al zei, zich manifesteren in een presentatievorm die door de ontvanger begrepen kan worden.

Als kind ontving Gijsbert van der Zeeuw, een gerenommeerde Nederlandse helderziende uit de vorige eeuw, duizenden clairvoyant getoonde filmpjes uit de geestenwereld, die imaginair op zijn netvlies werden geprojecteerd om hem als kind al voor te bereiden op zijn latere werk als helderziende. Op een enkele uitzondering na is de verschijningsvorm waarin geesten zich aan een persoon laten zien of voelen, altijd aan het individu aangepast. Dat is ook logisch, omdat de geesten van een persoon in principe dezelfde toonsoort hebben als de persoon zelf, alleen in een ander octaaf. Bij helderziendheid is het mechanisme hetzelfde. Helderziende waarneming – het helder zien, helder horen, helder ruiken – is altijd gekoppeld aan een faculteit van de persoon, aan een voorkeur of affiniteit. Het helderziend vermogen treedt dan in werking als het geassocieerd en verbonden wordt met mode, techniek, kinderen, muziek, vermissingen, vuur of andere brandgevaarlijke hobby’s. Zodra een vermissing binnen het bereik van de helderziende komt, gaan ineens alle receptieve kanalen van de ziener open, terwijl hij amper tot niets waarneemt in relatie tot auto-ongelukken of bij landschappen van bepoederde kerstbomen. Mijn eigen paranormale affiniteit ligt bijvoorbeeld niet specifiek bij zoekgeraakte voorwerpen, desondanks kon ik per toeval de zoekgeraakte agenda en sleutels van Aileen Looman van Mòru Bondia binnen 2 seconden traceren. Een toeval misschien, alhoewel men zegt dat toeval niet bestaat. De innerlijke affiniteit van de paragnost heeft zijn basis in vorige levens waar de helderziende man of vrouw zijn ‘opleiding’ genoot en zich gaandeweg specialiseerde in een landschap van affiniteiten.

Met een blik schuin omhoog, met of zonder geestverruimende middelen, slaat de jazzpianist de akkoorden aan en laat zich leiden door inspiraties, door dat wat van een andere wereld komt, en waarvan hij denkt dat het in plaats van beneden, van boven komt. De kandidaat Nobelprijswinnaar laat zich op een bewust moment even onbewust leiden door zijn bevriende goden of geesten om daardoor het ultieme geneesmiddel tegen aids te ontdekken of een ontbrekende schakel in het DNA op het spoor te komen in de behandeling van autisme. Buiten dode therapeuten zijn er ook overleden farmacologen, kruiswoordpuzzelgiganten en makers van vurenhouten doodskisten. De inspiraties vanuit de geestenwereld kunnen op elk terrein en op elk type persoon van toepassing zijn. Elke wereldse regering heeft een astraal parlement als souffleur. Met een blik schuin omhoog, met of zonder geestverruimende middelen, slaat de jazzpianist de akkoorden aan en laat zich leiden door inspiraties, door dat wat van een andere wereld komt, en waarvan hij denkt dat het in plaats van beneden, van boven komt. De kandidaat Nobelprijswinnaar laat zich op een bewust moment even onbewust leiden door zijn bevriende goden of geesten om daardoor het ultieme geneesmiddel tegen aids te ontdekken of een ontbrekende schakel in het DNA op het spoor te komen in de behandeling van autisme. Buiten dode therapeuten zijn er ook overleden farmacologen, kruiswoordpuzzelgiganten en makers van vurenhouten doodskisten. De inspiraties vanuit de geestenwereld kunnen op elk terrein en op elk type persoon van toepassing zijn. Elke wereldse regering heeft een astraal parlement als souffleur.

2. Orixás
Geesten en Goden in clubverband, versus vrije geesten
De Braziliaanse geesten van de Candomblé.

Definities: Orixás, zeer krachtige Afro-Braziliaanse geesteswezens die Axê (kracht) bezitten. Van oorsprong afkomstig uit West-Afrika (de volken van Yoruba en Dahomey). Als bij katholieke heiligen fungeren Orixás als intermediair tussen Olórun (God de Almachtige) en de wereld van de gewone sterveling. Het Yoruba-geloof werd via de trans-Atlantische slavenhandel door slaven naar de Nieuwe Wereld gebracht, en streek neer van het zuiden van Zuid-Amerika (Brazilië) richting noordwaarts tot aan Noord-Amerika (New Orleans).

Candomblé, Afro-Braziliaanse cultus gebaseerd op het animistisch geloof van de Yoruba’s in West Afrika waarbinnen Orixás een centrale plaats innemen. Naar de Nieuwe Wereld gebracht via de Atlantische slaventransporten. Als bezetenheidsreligie (incorporatie van geesteswezens, Orixás) antropologisch sterk verwant aan Umbanda (Brazilië), Santería (Cuba), Voodoo (Hispaniola – Dominicaanse Republiek en Haïti), Winti (Suriname) en verder aan culten met of zonder naam, puur of verwaterd in Puerto Rico, Jamaica, Guyana, Trinidad en Tobago (Shango-Shouters), Mexico, Venezuela en enkele steden in de zuidelijke staten van Noord Amerika.

Babalaô, Yoruba-woord voor een prestigieuze Braziliaanse Candomblé-priester die ‘ifá’ dient, en daardoor hoog gekwalificeerd is voor het orakelen met de voorspellende cauri-schelpen, het jogo dos bœzios.

Het verhaal In het oorspronkelijk thuisland van de Orixás, het West-Afrikaanse Nigeria en Dahomei, het huidige Benin, kenden de Yoruba’s zo’n 600 Orixás, met elk een specifiek gebied voor inspiratie. Binnen de katholieke kerk bijvoorbeeld staat Christoffel klaar om reizigers van inspiratie te voorzien. De heilige Blasius, niet te verwarren met de goddeloze Blasfemius, is voor de behandeling van keelaandoeningen, en de maagd Maria als inspiratie voor al dat wat voor het kerkelijke huwelijk niet mag maar toch gedaan wordt.

Orixás, de Afro-Braziliaanse geesteswezens, zijn op totemistisch niveau vergelijkbaar met Hollandse patroonheiligen of beschermengelen, welke laatste vanaf de middeleeuwen als schutspatroon een gelijkgestemde groep of gilde beschermden.

De heilige Cecilia stond garant voor een muzikale invloed op musici en instrumentmakers, en het uithangbord bij de hoefsmid liet zien dat deze onder invloed van de heilige Martinus het klappen van de zweep wel of niet meester was. Orixás zijn als Afrikaanse of Afro-Amerikaanse geesteswezens de bezielers en de spirituele accu van het individu waartoe deze qua energie van nature behoort. Dit energetische basispatroon vinden we globaal ook terug in de astrologie als elementaire en planetaire grondtoon waar iemand onder geclassificeerd kan worden.
Van de verschillende Orixás die in karakterologische wisselwerking met een persoon staan, is altijd één Orixá dominant in zijn of haar manifestatie, de zogeheten Dono de Cabeça, de baas van je hoofd, een persoonlijke geleidegeest, waardoor de hoofdtoon in karakter en gedrag wordt gezet.

Van de 600 Afrikaanse Orixás zijn er na de slaventransporten naar de nieuwe wereld in Brazilië effectief nog zo’n 16 over. Het waren de betere, zullen we maar zeggen, die overbleven, ofschoon het natuurlijke selectieproces voortvloeide uit andere grootheden. Het is als met supermarkten, de grotere hebben de kleinere verdrongen. Gelukkig is er nog voor ieder wat wils.

Olórun of Olodumare is de immanente oppergod. Als baas van het pantheon binnen de bezetenheidsreligie (het incorporeren van levende personen) heeft hij als dienaren o.a. onder zich, althans in Brazilië: Oxalá (zoon van Olorun, Christus)

Enkele mannelijke Orixás.
Ogun (ijzervreter, ten strijde, geweld, de politicus, openen van wegen).
Oxóssi (jager op mooi wild, dames opgepast, de eer van u kan in het geding zijn), Hij is als de astrologische Boogschutter die op zijn reisjes wel eens een hapje wil verschalken, lichamelijk of geestelijk.
Omolu (de huid, de armen).
Shango (intelligente Orixá van de donder)

De vrouwelijke Orixás.
Iansã (agressieve?dynamische vrouwelijke Orixá, geschikt voor mannen op pantoffels die het prettig vinden als hun vrouw de broek aan heeft, de kooltjes uit het vuur haalt en hij daardoor rustig de krant kan lezen). De astrologische vuurtekens onder de vrouwen, Leeuw, Ram of Boogschutter.
Oxum (charme en betovering, elegantie en hypnose waardoor de man zijn verstand verliest, haar achterna loopt in de betovering, of aan de drank raakt, een mooie vrouw, maar wel uitkijken geblazen, ze danst fantastisch, Bachata, Antilliaanse wals, Son montuno en bolero). Genezen van kinderloosheid.
Yemanjá (oermoeder van vele Orixás, vele kinderen barende, liefdevol, streng, soms wat nukkige Orixá volgens antropoloog Allard Willemier Westra die onderzoek deed in Alagoinhas ten noorden van Salvador da Bahia)

Jongens en meisjes met een voorliefde en latente kennis voor geneeskruiden kunnen gelukkig nog aan Orixá Osanha worden gewijd, die over alle planten regeert, en die in Afrika als de variant van de zwarte heilige Sint Benedictus wordt gezien.

Waarschijnlijk is Orixá Oko niet meegekomen naar Brazilië. De inwijding tot priesteres ten dienste van Oko werd in Afrika door de familie zeer hoog geacht, die het een hoge eer vonden te helpen bij de zeer kostbare initiatie. Als afsluiting van het jaarlijkse oogstfeest was de prostitutie van de aan Orixá Oko gewijde mediamieke priesteressen ten behoeve van de tempelbezoekers, niet van de lucht, waarvan akte.

Interessant is ook Orixá Oxumaré die de helft van het jaar man is en de andere helft vrouw. Dit biedt perspectieven voor studenten die genderthema’s bestuderen, maar ook gewoon voor transseksuele en biseksuele mannen en vrouwen permanent op zoek naar een wisselende identiteit. Tenslotte eten we ook niet elke dag alleen maar pindakaas op het brood, zeker niet de wijdelingen van deze Orixá. Opmerkelijk is dat personen onder de invloedssfeer van Orixá Oxumaré, gedurende de vrouwelijke helft van het jaar vis eten, en tijdens de mannelijke periode vlees eten. De energie van Oxumaré wisselt per jaargetijde, zoals dat qua seksuele energie voorkomt als het masculiene in de vrouw dat meer aandacht vraagt, of het feminiene in de man, en garant wil staan voor de veranderlijkheid en dynamiek in het menselijk bestaan. Het legitimeert non-conformistisch seksegedrag en flexibele rolopvatting in een veranderende maatschappij.

De Braziliaan laat zich inspireren, met en zonder Orixás, met en zonder Candomblé, Umbanda, of Kardecisme. Dat bewijst het bezielende voetbal als de gele kanaries het kruisteken slaan wanneer ze het veld opdraven, het Carnaval van Rio de Janeiro inspiratief uit haar voegen barst, het schrijvend medium Chico Xavier in trance meer dan 400 spiritueel gedicteerde boeken schreef, Zé Arigó zonder enige vorm van anesthesie honderdduizenden psychische operaties uitvoerde met een roestig zakmes, of de internationaal gelauwerde architect Oscar Niemeyer die het futuristische Brasilia reeds ontwierp toen het woord futurisme nog in de toekomst verscholen lag.

3. Zé Arigó en Dr. Fritz
Een spiritueel huwelijk met grote consequenties
Vrije geesten versus geesten in clubverband

Dr. Fritz, Adolph Frederick Yerperssoven, Dantzig, 1874-1914, was bij leven een Duitse kapitein en chirurg in het leger. Nadat hij eenmaal gedesincarneerd was, liet hij als geest decennialang succesvolle psychische ‘operaties’ uitvoeren via Braziliaanse mediums die hij incorporeerde. Het tovermiddel om zijn mediums vrijwillig in zijn genezende ban te brengen was een krachtige wil en een serie motieven om menselijk leed te willen verzachten. Met die wil bracht hij ijzersterke motieven in stelling die over de grens van leven en dood heen reikten en zich voorbij ruimte en tijd konden realiseren.

Tijdens de Duitse koloniale expansie werkte hij als medicus in Marokko en daarna tijdens de Eerste Wereldoorlog in militaire dienst als chef chirurg van een klein hospitaal nabij het voormalige Oost Pruisische Tannenberg. Na zijn dood incorporeerde Dr. Fritz als eerste de al eerder genoemde fenomenale genezer annex gemeenteambtenaar Zé Arigó, vervolgens de gynaecoloog Edson Cavalcante Queiroz, de gebroeders Oscar en Edivaldo Wilde uit Bahia, en uiteindelijk incorporerend tot op heden, de Braziliaanse elektrotechnische ingenieur Rubens Farias Júnior uit São Paulo, die in Rio de Janeiro zijn praktijk heeft. Alle mediums raakten in de ban van Dr. Fritz en behandelden vervolgens succesvol honderdduizenden patiënten. De wekelijks behandelde patiëntenaantallen van alleen al Zé Arigó was in zijn tijd groter dan het aantal patiënten van drie academische ziekenhuizen bij elkaar.

Als mediamieke techniek waren de spirituele interventies van Dr. Fritz geen sinecure, want om impulsen van een onbelichaamde geest via een medium om te kunnen zetten in ‘chirurgische’ handelingen op honderdduizenden patiënten die zonder enige vorm van anesthesie werden geopereerd, vergt naast kennis en ervaring een immense spirituele kracht.

Naast de astrale interventies van Dr. Fritz zijn ook de spirituele wapenfeiten bekend van vele andere entiteiten, van heiligen en niet-heiligen, zowel binnen als buiten godsdiensten en levensbeschouwelijke systemen. Door levende personen of overleden entiteiten raakte de wereld terecht of niet terecht, voor kortere of langere tijd, in de ban van ideeën en concepten. De geschiedenis leert dat hele volksstammen, culturen en subculturen van een enkeling in de ban konden en kunnen raken, van popidool tot dictator. Soms kan iemands invloedssfeer zoals we weten fantastisch uitwerken, soms afschuwelijk.

Zé Arigó (José Pedro de Freitas. Congonhas do Campo MG, Brazilië, 1918-1971) – Braziliaans genezend medium, voerde psychische ‘operaties’ uit op honderdduizenden patiënten, waaronder artsen, politici en wetenschappers, gebruikmakend van een niet steriel (roestig) zakmes, en onorthodoxe recepten in trance uitgeschreven. De eerste patiënt die hij in trance succesvol opereerde was de Braziliaanse senator Lucio Bittencourt, die leed aan een inoperabele tumor. Ook behandelde hij de dochter van de Braziliaanse President Jucelino Kubitschek, die leed aan een abces van de lever. Het aantal door Arigó in zijn eentje behandelde patiënten oversteeg de maandelijkse capaciteit van drie academische ziekenhuizen bij elkaar. De dienstregeling voor bussen vanuit São Paulo naar Congonhas do Campo in Minas Gerais moest in verband met de grote toeloop speciaal worden aangepast.

4. Ayrton Senna
Een getergde entiteit
Een Tibetaanse geest die een Formule 1-coureur wilde zijn

Ayrton Senna da Silva (São Paulo SP, Brazilië 1960 – Imola, Italië 1994) – Braziliaans Formule 1-Coureur, meervoudig wereldkampioen die overleed bij een crash tijdens de San Marino Grand Prix te Imola, Italië.

Ayrton Senna ‘maakte kenbaar’:

‘Als monnik kom ik als mens geen zier vooruit en weet niet hoe religie op andere personen overgebracht kan worden en hoe spiritualiteit in de wereld kan stromen. Het kloosterlijke bestaan is een leven van woordeloos en repeterend lippengemurmel in meditatieve cellen, de allerbeste bedoelingen ten spijt, maar met weinig verbinding met de wereld.

Door het kloosterleven dag in dag uit te beleven, raak ik na enige jaren automatisch in een ritme en trance wat aanvoelt alsof ik half zwevend op zijdezachte kousenvoetjes loop in de gangen en vertrekken van het klooster en ook buiten op de paden in de tuin. Daarmee lijk ik de fundamentele onrust in me te verdringen. Ik ben intussen gewend geraakt aan het kloosterleven, aan de regelmaat van de eeuwigdurende dagelijkse herhalingen die door de verslavende werking als een drug op mijn hersenen inwerken.

Bij verstoring van het meditatieve patroon tijdens ziekte of onthouding schreeuwt mijn lichaam en zijn inwonende geest om de drug die gebed en meditatie heet. Door de jaren heen is mijn lichaam en geest ontwent aan het patroon van een normaal levensritme en aan de functies die me als kind eigen waren. Ook de eenzijdige kloostervoeding en het geregeld vervangen van vast voedsel door grote hoeveelheden water hebben invloed gehad op mijn manier van denken en zijn, en hebben mij door de ascese afgezonderd van het gewone leven dat ik als kind kende.

Gelukkig is het kind in mij dat ik als een symbool van waarheid in mij heb gegrift, nooit gestorven. In de moeilijke momenten van mijn leven als monnik heb ik altijd kunnen steunen op de natuurlijke kennis die ik als kind had van het leven. Het kind in mij was als een grote broer voor de monnik die me tot aan mijn dood door emotioneel moeilijke periodes heen loodste. Het kind bleek een ijkpunt voor waarheid te zijn, waardoor ik na verloop van tijd de kunst-matige kloosterspiritualiteit steeds meer ging relativeren, wantrouwen en soms zelfs heimelijk een beetje verafschuwde. Het leven tijdens mijn kindertijd had me nooit afgescheiden van andere levende mensen die de godheid in zich droegen, terwijl de monnik in ruil voor het goddelijke het kloppende leven moest mijden door levende mensen uit de weg te gaan.

Dat kind met zijn kennis kwam daardoor volledig in opstand. Uiteindelijk werd het kind mijn koning en kreeg ik als oudere monnik vrede als ik aan de kindertijd terugdacht, want daar lag voor mij de toekomst.

Natuurlijk, na verloop van jaren heb ik hier in het klooster ook een sociale positie opgebouwd wat zo zijn voordelen heeft. Ik heb vrienden gemaakt die veel voor me zijn gaan betekenen. Mijn leven hier is niet alleen verloren tijd geweest, want op allerlei gebieden leerde ik veel, maar toch, het is niet echt wat ik er ooit van dacht. Praten is natuurlijk nooit mijn sterkste kant geweest, als monnik niet en ook als Senna niet, maar in de taal van de gedachten heb ik wellicht het een en ander bereikt.

Gaandeweg ben ik erg vertrouwd geraakt met de stilte, met mediteren, met godheden, met de Grote Zoektocht. Maar meer een zoektocht gescheiden van mensen en de wereld, dan een pad ín de wereld met mensen van vlees en bloed.

In tijden van langdurige meditatie in het klooster ben ik waarschijnlijk wel eens in een staat van verlichting geweest. Maar veel vaker ervoer ik een spirituele verlichting tijdens het kijken naar een enkele waterdruppel op een boomblad of tijdens het waarnemen van de structuur van stenen waar het klooster mee opgebouwd was, dan met locale godheden waarvan ik geen enkele straatnaam of postcode had.

Vele jaren was ik in de kloosterleer een volgzame en ook brave monnik. De ervaringen uit mijn kindertijd, de universiteit van kinderkennis, zorgden periodiek dat ik gelukkig niet in slaap viel en wakker bleef voor de werkelijkheid als ik vanuit het klooster naar het blauwe berglandschap tuurde die het monnikenbestaan omringde. Dagelijks kijk ik naar de bergen die als echte vrienden op me wachten om met hen te kunnen praten, om met hen te overleggen hoe het met me verder moet, welke bestemming de mijne is en welke afslag ik nu of straks zal nemen voor een andere toekomst.

De ruimte die het bergenlandschap op me overbrengt doet mijn hart goed, het is het uitzicht op de materiële ruimte die tegelijkertijd een kosmische is. De bergen zijn geen dode heuvels, maar levende wezens aaneengeregen als besneeuwde familieketens in een bevroren ritme van ogenschijnlijke stilstand. De bergen ver weg brengen me nader tot de innerlijke beslissing die ik moet nemen. Ik raak verscheurd tussen het leven dat ik als monnik heb aanvaard en de herinnering aan de vrolijke tijd die ik als kind had. Zo pendel ik steeds meer tussen de wereld van de celmuren van het klooster en het panorama van mijn jeugd als ik vanuit de tuin naar de bergtoppen aan de einder kijk.

Over persoonlijke dingen kunnen we hier in het klooster eigenlijk niet praten. Praten met levende wezens zoals met andere monniken heb ik helemaal verleerd. Ik leef alleen en in mezelf en in een vreselijk niemandsland met vele monniken om me heen die allemaal met mij het echte leven verzaken.

Over persoonlijke dingen kunnen we hier in het klooster eigenlijk niet praten. Praten met levende wezens zoals met andere monniken heb ik helemaal verleerd. Ik leef alleen en in mezelf en in een vreselijk niemandsland met vele monniken om me heen die allemaal met mij het echte leven verzaken

Wie is het kind dat de strijd aandurft tegen gevestigde opvattingen en ingaat tegen de orde van eeuwenoude tradities. Maar ik moet overleven, en de tijd schrijdt voort, de afkeer voor repeterend gemurmel in afzondering stapelt zich hoog in me op. Alles in me schreeuwt om verandering, zeker mijn door ascese geteisterde lichaam. Als ik zo doorga, zal ik weldra sterven.

Op een dag als de nood hoog is neem ik de beslissing. Ik sta weer in de tuin en kijk opnieuw naar de bergen, ik ben lichamelijk zwak, maar nog steeds een verliefde monnik, verliefd op de bergen ginds en het leven dat daar achter ligt en levendig ademt.’

Einde lezing

Dank voor uw aandacht.