Happy prostitute in Arabia
Ik ben een gepassioneerde Arabische vrouw met mooi blauwzwart lang golvend haar, niet onknap maar wat groot van gestalte vind ik zelf. Met een donkere blik vanonder zware wenkbrauwen kijk ik de wereld in en sla mannen gade. De naam van haar zo wordt me mediamiek doorgegeven klinkt fonetisch als ‘Sheela’, zoals in ‘Sheela-na-Gigs’, de exhibitionistische en in vele reliëfs naakte, met open vulva afgebeelde vrouw.
Mijn vriend, mijn man is veel kleiner en ook fijner van bouw dan ik. Hij is poëet, en zeer getalenteerd op het gebied van de kunsten, daar weet hij alles van. Wij zijn samen, hij hoort bij mij en ik hoor bij hem, althans zolang het duurt, want er zijn namelijk al enige wolken aan de liefdeshemel verschenen. Ik val op hem omdat niemand anders zo teder kan zijn als hij, zodat mijn hart week wordt als vloeibare noga op een schaaltje van eetbaar porselein, en de opperhuid van mijn ziel zachter wordt dan de neus van een kameel. Hij overstelpt me de godganselijke dag met zijn zachte zinnen. Zijn hele leven is één groot poëtisch avontuur, de klok rond, jaar in jaar uit.
Maar de zachte poëtische medaille heeft ook een andere zijde, het lijkt alsof er enige onwaarachtigheid achter de voorkant schuil gaat. De poëzie moet als kunstzinnig element de werkelijkheid die soms hard en confronterend is, maskeren. Zodra het leven iets brengt wat hem onwelgevallig is komt het poëtische woordenboek op tafel, zoals de nar die overal de gein van wil inziet. Het kost me moeite te ontdekken wanneer zijn lyriek echt is en wanneer een slap doekje voor het bloeden als hij de waarheid uit de weg gaat. Maar als ik niet meer weet wat echt of onecht is, dan weet mijn vrouwelijke intuïtie en mijn vrouwenlichaam het wel. Ondanks de dagelijkse portie van duizend woorden kom ik bij hem tekort, emotioneel en seksueel, elke keer ben ik onbevredigd en verdrietig.
Hij mist de grote stoot van het leven, waardoor zijn poëzie me de keel gaat uithangen. Hij blust mijn seksuele vuur niet, niet innerlijk, niet uiterlijk, hij kan het niet, hij wil het niet, en vooral dat laatste is voor mij een breekpunt. Hij weet alles van minstrelen in de liefde, maar weet niet het goede leven in me te stoten. Seksueel komt hij langs, maar het blijft bij buurten, langskomen zonder de duizend-en-een gaven aan te raken en aan te reiken waar ik zo naar verlang.
POËTISCH GENEUZEL
Het poëtisch geneuzel hangt me de keel uit, ik vertrek. Hij begrijpt het niet, wil het ook niet begrijpen, geïnfecteerd als hij is door de verslavende film die hij in zichzelf geprojecteerd heeft. Hij blijft in vertwijfeling achter. Ik heb de wil niet meer om het hem voor de zoveelste keer uit te leggen. Hij wil ook niets begrijpen en op een slimme manier de poëet eigen, probeert hij al dansend om de hete brei heen te draaien. Wie niet horen wil moet maar voelen, denk ik. Ik ga de wijde wereld in op zoek naar dat waar mijn lichaam en geest om schreeuwt, de begeerte, het geluk, een prachtig leven van vrijheid, ontdekkingstochten, de puurheid van het leven, de grootsheid van korte en langere reisjes langs en op de Nijl, waardoor ik in het klein de grote wereld verken en in kaart breng. De gedachte aan een ander leven alleen al geeft me vleugels en van het idee krijg ik een grandioos gevoel. Het is treurig voor de man die ik heb achtergelaten, maar eigenlijk ben ik opgelucht, de eeuwige mooie woordjes zonder daden zijn me meer dan zat.
Mijn libido begint kolkend te stromen zodra ik als stadsmeisje stroomopwaarts langs de Nijl reizend liefdesdolken zie in de vlammende ogen van rondtrekkende Arabieren. Kijk, die weten waar het leven over gaat, houd ik me voor. Als we onze reis vervolgen – ik reis in een kleine groep – zie ik om de haverklap groepen rondtrekkende mannen. Het is nieuw om mannen te zien met steeds weer een andere blik in hun ogen. Ik kan mijn ogen niet van de hunne afhouden, en dat valt op. Vanaf de dageraad tot ’s avonds laat als ik niet meer kan zien in de donkerte, bedwelmen mij de ogen van onbekende mannen die langs de Nijl stroomafwaarts reizen. Mijn lichaam brandt van snikheet verlangen door de ogen die op afstand gretig naar me kijken, en ik fantaseer over het bedrijven van de liefde met menig voorbijtrekkende man. Het is de hoogste tijd het manna van één of meerdere goed ogende reizigers in me neer te laten dalen.
Na het beëindigen van de relatie is het weer de eerste keer dat ik de liefde bedrijf. De uitverkorene is een reiziger langs de Nijl, en ik heb niet het plan om met hem het hele leven te delen. Ik wil alleen proeven aan het mannenfruit dat voorbijtrekt. Ik deel de avond met hem en dat is voor mij al een heel leven, een hele gebeurtenis waarbij de tijd even stilstaat. Ik val voor hem nog voordat hij een woord tot mij gesproken heeft. Hij is groot, groot van lichaam en groot van uitstraling. Terwijl ik half liggend achterover leun kijk ik tegen hem op als tegen een boom vol met vruchten die groots naar de hemel reikt. Bovenin de boom kijken een stel verdomd mooie ogen, volle donkere ogen, de wereld in. Het is moeilijk te beschrijven, zijn ogen brengen me in verlegenheid en ik raak er van in trance. Het is wat ik zoek en dat wat ik te lang miste, zijn ogen die van het leven houden zijn vensters voor mijn nieuwe wereld. Jonge ogen in een rijpe man die de wereld kent. Ik laat me gaan in de gedachten die ik nodig heb. Zijn ogen zijn vol glans en blakend van gezondheid en levenslust.
Zonder tegen te sputteren laat ik me nemen, verlangend als ik ben naar zoveel werelds geluk en paradijselijke stootkracht. Hij is al weer verdwenen voordat ik bij zinnen kom, maar ik herinner me alles en neem alle tijd de hele film die al weer achter me ligt in detail door te nemen. Hij wilde me, knielde voor me neer, nam me met beide handen bij de schouders en drukte me overtuigend en zonder pardon tegen de beklede aarde aan zonder zijn ogen een moment van me af te wenden. Hij wilde genot opeisen en genot geven, zijn amandelvormige ogen hadden mij dat verteld. Nooit eerder had ik ervaren dat ogen konden neuken. Ik werd vertederd en opgewonden van zijn grote neus die als de snavel van een havik over me heen boog voordat hij als een sabel zich in me boorde, op zoek naar tijdelijke eeuwigheid.
Door het ritme van zijn machtige stoten kon ik ‘zien’ hoe hij was als kind, hoe hij speelde, zijn dagdromen, zijn tijd als jongeling en zijn verlangen naar de toekomst. Ik zag dat zijn moeder bezorgd was geweest dat hij zo weinig woorden had gehad. Hij was nog steeds dat kind, logerend in een machtig mannenlichaam, stotend op zoek naar taal om te zeggen wat hij vergeten was. Met mijn lichaam was ik voor hem voor zolang het duurde, een ongeschreven blad waar hij zijn vergeten taal met warme inkt in kon neerpennen, zich met horten en stoten kon overgeven aan de schriftuur van zijn verhaal. Door hem op het juiste moment ritmisch aan te trekken en vervolgens tegenspel te bieden bood ik hem door het ontstane ritme als een magische prostituee de gelegenheid zijn verhaal onhoorbaar in me te plaatsen, alle klinkers en medeklinkers naar voren te brengen om de witte bladzijde in mijn lichaam te beschrijven. Ik verstond zijn taal en antwoordde door hevig te bewegen als bij het schermen van snavels van minnende vogeltjes. Zo snel als hij verdwenen was zou hij ook weer terugkomen, dat wist ik zeker. Waar bij welke lerares leerde hij anders zo gemakkelijk lezen en schrijven.
Achteraf was ik verbaasd hoeveel zijn lichaam mij had verteld, dat hij van me hield, dat zijn lichaam gek was van het mijne, en dat de liefde voor het lichaam in de eeuwigheid van enkele minuten, een volledige liefdesbekentenis had ingehouden. Zijn liefde had ik gezien aan de bonkende maatstaf die met opgeheven kop verlangend naar me keek. Ik vermoedde dat er nog veel mannen mij lichamelijk de liefde zouden opbiechten en ik aan hen die van mij. Elke man die zijn geselende maatstaf voor me oprichtte had ik lief en achtte ik hoog genoeg de liefde met me te bedrijven. Hij, de ander, de man, was tenslotte een partner voor het kortere of langere moment die door iets van mij of via mij, zich in de toorn van de liefde ontstak of via zelfontbranding vlam vatte. Elke man die eer voor mijn wezen betuigde was een serieuze liefdespartner die ik gaf wat hem toekwam krachtens de universele wetten van de liefde zoals ik die mezelf voorhield. Elk klein signaal kon een bode zijn van de belangstelling die de ander voor mij en met mij voor de liefde had. Aan de manier waarop een man zijn riem om zijn middel herschikte of mij een schaaltje dadels aanbood zag ik met het instrument der gevoel of hij van me hield.
QADÍSHTU VOOR TOEGEWIJDE SEKS
Daarentegen laat ik dronken hoerenlopers, machinaal opererend en met een onvermogen lichaam en geest te kunnen omarmen, niet toe, zelfs niet in de buurt van tent of herberg waar ik nieuwe vrienden ontvang. Door mijn opvattingen over de liefde dwing ik respect af en word ik bekend. Mijn ster als kenner van de liefde stijgt en langs de Nijl gaat het bericht over mijn kwaliteiten als een lopend vuurtje in het rond. Reizigers, innerlijk van betere komaf of op zoek er naar, van rondtrekkende kooplui in de karavaan tot tijdelijke gewestbestuurders op dienstreis, zoeken mij op om kennis te maken met de magie van de liefde zoals ik die vertegenwoordig en om er vriendschap mee te sluiten. Het zijn over het algemeen de wat oudere mannen waar ik op val en die ik ook aantrek. Het leeftijdsverschil verbreekt de zegels van het alledaagse waardoor ik de kans krijg in een andere dimensie te komen. Elke nieuwe vriend beoordeel ik aandachtig voordat ik hem tot mijn stal van hinnikende ruiters toelaat. Basis voor de heimelijke ballotage is dat de nieuweling een uitdaging voor me vormt en ik waardering kan krijgen voor de levenswandel van de nieuwe vriend.
Eindelijk is mijn leven aangekomen waar het zich wil bevinden. Het poëtische tijdperk van leugens ligt achter mij. Van de poëzie kan ik nog elke dag genieten, daar ben ik vanaf de puberliefde door mijn vroegere vriend wel mee vertrouwd geraakt. Maar het is niet meer de poëzie als vervanging van de lichamelijke liefde, maar de poëzie ten dienste van de liefde die zich lichamelijk manifesteert. De poëzie van het trillen van een scheefstaande onzekere mannenpaal vol verwachting voor de komende daad, kan me diep ontroeren. Naast de ogen leer ik de roep van de begenadigde paal kennen die duizenden gezichten kan hebben, zoals het weer plotseling kan omslaan in donder en opgekropte bliksem. Aan het dierlijk opererende zwaard kan ik de man herkennen en de reden waarom hoe wat met wie te doen.
Ik geniet met volle teugen, mijn lichaam bloeit op bij elke nieuwe ontmoeting die ik aanga. Ik geniet van de vele ogen die zich over me heen buigen. In het begin moet ik mezelf nog wegwijs maken in het doolhof van sociale gangen die het liefdeleven me biedt en kan ik nog niet goed onderscheid maken tussen de gelukzaligen, de gedienstigen, de klungels, de verwonderden, de fantasten, de ontheemden, de ijverige en overijverige minnaars, de niet bij de les aanwezige exemplaren, de gehuwden, de super getalenteerde, principiële en de immer onverstoorbare kandidaten. Al doende leer ik de grammatica en zinsbouw van de nieuwe taal. Steeds meer mannen kan ik lezen, ik zie wat ze willen en weet wat ze zeggen.
Het liefste lig ik tijdens het minnespel in een comfortabele houding, het vizier naar de ander gericht. Ik kan dan de nieuwe vriend goed aankijken, genieten van het wezen van de ander, op zoek als ik ben naar wie die ander is. De mij bezoekende ruiters van Arabische makelij zijn allemaal verschillend en hebben allen een andere uitstraling. Het is wonderlijk te zien en te voelen hoe verschillend mannen zijn. Als ik de ander uitnodig naar binnen te gaan en het ijzer te smeden raak ik in een uitzonderlijke trance. Als mijn hart steeds heftiger klopt is het alsof ik wazig ga zien en ik uit mijn lichaam wil gaan. De contouren verdwijnen dan van het manpaard dat me ijverig berijdt en ik via een waas kan doordringen in de persoonlijke kroniek van mijn ruiter. Ik besta dan uit twee delen, met een been sta ik al liggende in het heden – dat deel van mijn bewustzijn weet waar ik ben, en met het andere meer onbewuste been sta ik al reizend in verleden of toekomst van de minnaar.
PARANORMALE BEELDEN
Vaak krijg ik beelden te zien van de kleding van mijn minnaar die wij in de tijd en op de plaats waarin we leven niet dragen. Ik weet dan dat de beelden op een andere tijd betrekking hebben. Over vorige levens weet ik niets, maar ik kan zien dat de beelden van geschiedenissen die zich voor mijn oog afspelen een duidelijke betekenis hebben voor de persoon. Als ik van de minnaar een beeld krijg van een paardenhandelaar in andere kledij dan die wij dragen, en hij in het dagelijkse leven handelt in olie, dan ligt zijn passie altijd bij paarden en nooit in het werk wat hij doet. Zo kan ik ook zien of iemand gelukkig is met vrouw of vriendin, graag kinderen wil, en wat de oorzaak van ruzie of verwijdering is. De wazige beelden geven daarover in symbolische vorm heldere informatie. Zo maak ik vele reisjes zonder op de hobbelende rug van een kameel te hoeven zitten. In plaats daarvan galoppeer ik in trance op de kloppende zetel van de man en rijd al doende het waas van de liefde binnen. Ik ontdek dat ik aan de hand van de beelden vragen kan beantwoorden.
Na verloop van tijd en na enige jaren ervaring, wordt het een gewoonte om na de liefdesconsulten die me zoveel bieden, vragen van mijn ruiters te beantwoorden naar aanleiding van beelden in trance die ik krijg tijdens het arsenaal aan liefdesstoten. Ik ga allereerst zoveel mogelijk op in het lichamelijke contact, het beantwoorden van vragen beschouwde ik als een bijkomstigheid. Daarom sta ik elke bezoeker toe per keer maar één vraag te stellen.
GENEZEN
Ook ontdek ik dat tijdens seks ik kwalen of ziektes van mijn bezoekers blijk te kunnen genezen. Tijdens het ramstoten van de man en het kunstig opvangen van de stoten, kan ik ’s mans stootkracht naar aard of richting manipuleren. De mannelijke stootkracht nodig ik uit om te vertragen of te versnellen, het ritme te veranderen, van direct naar indirect, zijwaarts en naar boven, als roffels op een Arabische trom te laten doorkomen of juist tegen te houden, half tegenhouden in een onbewaakt moment om dan plotseling in een onverwachte fase de toornige stoot volledig naar het diepste punt te dirigeren, de experimentele symfonie als onnavolgbaar geschetter van trompetten en daardoor de geest en het lichaam van de ander onverwacht destabiliseren en ontmythologiseren, van zijn à propos afbrengen. Door de ritmewisselingen ontstaat een vacuüm waarbij ik grip krijg op het zenuwstelsel van de ruiter en een kwaal of ziekte ten goede kan worden gemanipuleerd. Ik tast met de gebruikte trillingstechniek de grenzen af van wat mogelijk is. Een te slap ritme kan niets bewerkstelligen. Maar een te ingenieus uitgevoerd ritme kan de krachten zo hoog opvoeren dat de bezoeker volledig gek kan worden en een medicus ontboden zou moeten worden. Maar zover laat ik het nooit komen.
Ik ben verliefd op het leven, op mijn leven, het trekken langs de Nijl en soms het varen er op, terwijl de witte wolken en het blauw weerspiegelend op het vlakke water, de ondergelopen oevers met groene dambordveldjes die vol jong grassprietachtig gewas staan en na de overstromingen hun kop opsteken, de nederzettingen, de stadjes met hun herbergen, en natuurlijk de mannen, de eeuwig in mij zingende mannen. Ik ben een mooie vrouw met de kracht van een mooie man, met de liefde voor de man en met passie voor het leven.
‘Happy prostitute in Arabia’, is een verkorte versie van hoofdstuk IV uit het boek (in voorbereiding):
De prostituee, de therapeut en het feestbeest
Incarnaties in Arabië, Azië, Atlantis en Europa
© Martien Verstraaten
Publisher Destinations Inc – Intuitive Intellligence
Holland / Curaçao
Ontwerp omslag & titelpagina’s: Martien UNO & Martien DOS
Druk & Bindwerk: WPS – Koninklijke Wöhrmann, Zutphen
No part of this publication may be reproduced or transmitted
in any form or by any means, electronic or mechanical, including
photocopy, recording, or any information storage and retrieval system,
without permission from the copyright owner.
ISBN 978-90-812836-3-2
Look here at: Press – Books