The Amma-style of Andalusian kisses
Het is bedtijd, al kwart voor acht. Het jongetje zegt iedereen in de huiskamer goedenacht, en geeft een kus op de wang van iedereen die op dat moment in de huiskamer is. Hij kust zijn moeder, vader, zijn vele broers en zussen, maar ook als voor hem gebruikelijk, de vrienden en vriendinnen van broers en zussen die op bezoek zijn. Hij, het manneke, doet zijn kussende ronde, en gaat daarna naar boven, naar bed.
De meeste mannen, vrienden van zussen of broers, kijken weliswaar glimlachend maar ook ongemakkelijk bij het in ontvangst nemen van een wangkus van het jongetje. Al kussend ben ik 4, later 5, en nog later misschien wel 6, ik weet het niet meer tot welke leeftijd het kusritueel voortduurde.
De tijd verstrijkt, en als bij het oversteken van de Lethe, de mythologische rivier der vergetelheid die voor het ingaan van een nieuwe incarnatie de herinnering aan de oude nagenoeg uitwist, komt de herinnering aan het kusritueel een levenlang niet meer in hem op.
Hij blijft wel een voorliefde voor kussen houden, maar zo meent hij, dat hebben alle jongens op het adolescente pad. Eens, tijdens Venloos carnaval, is er ineens een meisje dat, zo lijkt, met iedereen wel wil kussen. De jongens dralen om haar heen, wachten op hun beurt. De tongkus met haar smaakt goed, is vriendelijk, zeer vriendelijk zoals haar glimlach ook laat zien. Ze kust zo komt mij nu voor, als een Amma, de Indiase Mātā Amṛtānandamayī Devī, die rijen wachtenden omarmt: onophoudelijk, grenzeloos zonder de grenzen te verliezen.
Het kussen blijkt een poort naar de wereld te zijn, en krijgt met de jaren een andere vorm: het kusloos gesprekjes aanknopen bij de Lidl, Blokker, Hema of in de gezellige cafetaria waar het schele neonlicht op de goedkope formica tafeltjes schijnt.
Bij de afdeling pannen bij Blokker sta ik te kijken welke van de duizenden met asbest gecoate teflon pannen ik niet zal nemen. Het pad voor het rek met pannen is smal, iemand, een dame zo voel ik intuïtief, passeert voorzichtig aan mijn rugzijde. Heel even raakt deze mij aan, er gaat een lichte zindering door mij heen, wat een bijzonder vrouw, zo voel en denk ik, en zonder om te kijken of haar gezien te hebben laat ik hardop weten met haar te willen trouwen als ik niet al getrouwd zou zijn, wat ik overigens niet ben. Dan kijk ik om en kijk in de ogen van een charmante dame van nabij de 80 of misschien wel negentig. Blijkbaar heb ik paranormaal het jonge meisje in haar waargenomen, dat gezien met mijn tentakels die het bij het rechte eind hadden. Ze is duidelijk gecharmeerd van mijn uitroep. De uitroep was een kusloze kus, een symbolische kus, een kus aan een stokoude maar elegante dame die het meisje in haar een levenlang had gekoesterd, verzorgd, innerlijk en uiterlijk van huid veredelende boenwas had voorzien. We knopen een leuk gesprekje aan, ze had onlangs een nieuwe fiets gekocht, om gemakkelijker naar het winkelcentrum te kunnen gaan, een fiets met letterlijk een laagdrempelige opstap, de buis van het frame laag bij de grond. Ze leefde gezond, niet roken, veel groente.
Bij de afdeling alcoholvrije witbiertjes van AH is eveneens een smalle doorgang. Juist als ik er door wil rijden met mijn te groot winkelwagentje, type 5x XL waar een half doosje eieren zich verloren in waant, komt een tegenligger aan. Een heer die eveneens verplicht is geworden een winkelwagen te besturen waarvan de grote laadbak gemakkelijk een pension vol Turken kan herbergen. Goed opgevoed als ik ben, dank moeder, wil ik de heer voor laten gaan, om zich door het relatief smalle pad te wurmen, en ad rem als ik ben, eveneens dank aan moeder, werp ik hem in een opwelling glimlachend toe: ‘eerst tol betalen’. Alsof ik de tollenaar ben die bij een noodzakelijke doorgang van boot of schip de tol wil heffen, incasseren. Ook met hem raak ik in gesprek, een kus naar de wereld zonder enig speeksel van de tong, maar wel met communicatieve lippen. De heer is zoals ik onbewust paranormaal blijk te hebben waargenomen, een gepensioneerde tollenaar te zijn, een sluiswachter die geld inde. De vriendelijke gewezen sluiswachter vindt het een bijzonder toeval, en ik laat het er bij, niet vertellende dat het mijn mediamieke aard is paarden bij paardenvrouwen te kunnen zien of schrijfstiften bij deels verlamde bejaarden met een schrijftalent.
Op die manier kus ik aardig wat mensen in de loop der jaren, zonder hun wang of lippen met mijn mond te beroeren.
Mijn grote vriend, de vogel die Boeing heet is ditmaal voor emigratie geland in Sevilla, eerder vertrok ik definitief naar Curaçao, definitief naar Brazilië, beetje definitief naar Miami, en nu echt definitief naar Spanje. Hoe definitief kan tijdelijk zijn of tijdelijk definitief, het is als met relaties en huwelijken: beiden zijn altijd slechts tijdelijk, zolang de relatie duurt, door onmin of anderszins beëindigd of doordat de dood een einde aan de pret maakt. Een lijnstuk is een afgebakend deel van een oneindige lijn bestaand uit punten.
Als salsadanser ben ik verslaafd aan dansen, al een kwart eeuw, en binnen 7 dagen verschijn ik op de op dat moment enige salsavloer in Jerez de la Frontera, in het toepasselijke La Guarida del Angel (Het Hol van de Engel). Zoals al enige decennia gebruikelijk is het leeftijdsverschil tussen mij en de danseressen minimaal 30 jaar, meestal 40 jaar. Opnieuw moet ik proberen een plaatsje te verwerven in een ambiance waar ik nog onbekend ben. In de loop der jaren heb ik daar een techniek voor ontwikkeld, veelal succesvol, maar steeds weer de kriebel: lukt het mij tussen al die spetters een plaatsje te verwerven en te concurreren met dansende ge-bodybuilde mannen die mijn zonen kunnen zijn.
De kriebel, een soort plankenkoorts is de ideale energie je ergens in te vechten, het publiek te veroveren bij lezing of optreden. Mijn antennesysteem zoekt een jongedame uit die open naar de wereld is, goed kan dansen, en waar ik door geïnspireerd kan raken. De dans volgt, ze zegt ja nadat ik haar gevraagd had of ze ook met een Nederlandse dansleraar een salsa op de vloer zou willen leggen. De dans verloopt opperbest, de nieuwe figuurtjes die ik haar laat draaien en die in de wijde omtrek onbekend zijn brengen een permanente glimlach op haar gezicht, en… van de omstanders. Alsof in mij Bailarina Portuguesa, de Portugese/Spaanse danseres uit een vorige incarnatie weer is opgestaan.
De dans loopt ten einde, haar glimlach breed op de Andalusische lippen, we staan stil als de muziek zich opmaakt voor een opvolgend nummer, terwijl ze me glimlachend aankijkt beweegt haar hoofd naar mij, en voordat ik het weet kust ze mij teder op mijn wang, en op mijn andere ook. Ik weet even niet wat mij overkomt, niet eerder kreeg ik na het dansen een kus van een dame, niet op Curaçao, Miami, Brazilië, Santo Domingo, Holland. Is dit normaal, een uitzondering, ik begrijp even niet hoe de zeden en riten hier zijn.
Het verzoek voor een volgende dans aan een ander renpaardje blijkt gelijk te worden ingewilligd, vele ogen hadden mij gevolgd. De muziek van een romantische Bachata laat zich horen. Opnieuw een royale glimlach als blijkt dat ook met deze dans ik niet onbekend ben. Ik laat de dame zweven naar de hemelen of grotten waar engelen wonen, Bailerina Portugesa in mij doet haar best. De eindtonen van de Bachata sterven weg, en… ook deze mooie jongedame buigt haar hoofd naar me toe en kust fluweelzacht mij op beide wangen, de een na de ander. Het paradijs is hier normaal begrijp ik, beduusd sta ik even stil, midden op de dansvloer. Een andere onbekende dame snelt naar me toe, of ik wil dansen, ik denk: al moest ik met jou voor straf de hele nacht naakt in het hol van de engelen vertoeven, dan nog zou ik ja zeggen. Het kussen houdt die avond niet op, vrijwel elke dame buigt zich voorover na een dans, en mijn hoofd biedt zich uiteraard, ik ben een snelle leerling, gelijk aan na een dans om de gekuste felicitaties in ontvangst te nemen. Ik wil hier niet meer weg, dit is mijn plek, mijn land, mijn kussensloop om mijn hoofd op neer te kunnen vlijen.
Eenmaal de kussensmaak te pakken breng ik deze ook overdag in de praktijk. Ook hier hebben ze Lidl’s en Aldi’s, alleen de Blokkers en V&D’s hebben andere namen. Bij het minste of geringste val ik de verkoopsters in de armen, en de kussen worden afgesloten met een omarming die het tijdelijke karakter heeft van een permanente omheining die zoet is als gesuikerde kaneel. Het is duidelijk waarneembaar dat ook de dames dit erg leuk vinden. Ook de colporteerster voor het Rode of Groene Kruis die in de hoofdstraat zieltjes staat te winnen laten zich gaarne, vaak ook langdurig, omarmen, loslaten steeds moeilijker, namens wederzijdse ouders zo meen ik te voelen. Met de dag krijg ik de smaak meer en meer te pakken, de dochter van de chique bloemist valt voor mijn kusomarming, de apothekersassistente, de schoenwinkel, de serveersters op het terras, vierentwintig uur de klok rond in kusomarmingsland.
De Jerezaan is lichamelijk, ook de man in de straat die me de weg wijst, de buschauffeur, de lotjesverkoper die me bij de arm beetpakt, de eigenaar van de literaire boekhandel, de interviewende journalist, een oudere dame die een praatje met me maakt, mijn hand even vasthoudt, wie niet. In het ontbijtcafé waar ’s ochtends bij een beetje mooi weer het stampend druk is, is het een komen en gaan van gasten die hun geroosterd broodje met salmoreja of anders komen verorberen. Mannen met hoeden zo weggelopen uit Marlon Brando’s The Godfather, maar ook snelle jongens van vandaag met geschoren slapen en strak Brylcreem bovenhaar stijl op de kop, die je in mei op de zinderende Feria van Jerez kan tegenkomen.
Ze begroeten elkaar, jong en oud, waarbij de wat stoere hug die ik van Antilliaanse en Afrikaanse mannen in Nederland ken – het elkaars rechterschouder naar rechterschouder bewegen – bij menigeen is uitgegroeid tot omarmingen met veelal, een heuse wangkus. Wat veel homo’s komen hier, zo meende ik in het begin te constateren. En de mensen achter de bar deden er ook al aan mee. En op straat, in de kantine van het algemeen hospitaal, eigenlijk overal. Vreemd vond ik wel dat van de kussende mannen niet één gay-kenmerk leken te hebben. Navraag leerde dat mannen die elkaar heel na staan, familie, vrienden en ook goede kennissen, elkaar een dubbele omarmingskus toewerpen.
Al schrijvende, gebogen over mijn glaasje thee en tostada salmoreja kwam de herinnering aan het kussende jongetje weer boven, het jongetje dat voor het naar bed gaan de ronde deed, iedereen goedenacht wenste, hoe toevallig. Bij het tweede glaasje thee bedacht ik me hoe toevallig het ook was dat de kleuren in Jerez van gestukadoorde muren, hardhouten kozijnen, en gietijzeren ornamenten – het vanillegeel, de vele romige zanderige geelokers, de ecru’s – exact die kleurschakeringen waren die het dichts bij me stonden, en die ik in mijn leven al zo vaak gebruikt had.
Jerez had blijkbaar voor mijn komst alles in het werk gesteld om de kleuren precies op mijn wensen af te stellen, alles opnieuw een schildersbeurt te geven. Opmerkelijk was dat deze kleuren niet alleen in het centrum te zien waren, zelfs in buitenwijken stond ik perplex als ik in een steegje mijn kleuren tegenkwam, of bij de kantoorboekhandel de tinten geel waarnam van ordinair pakpapier. Jerez had veel gedaan mij het naar de zin te maken, ik wandelde dagelijks in het decor van mijn vroegere schilderijen. En het zal zeker niet het derde glaasje thee geweest zijn dat me allengs deed beseffen dat ik in het gebied woonde waar eertijds Bailarina Portuguesa had gedanst, had geleefd, nadat ze toen uit haar geboorteland Portugal was afgereisd om neer te strijken in of nabij Andalusië, en waar de herinnering aan Andalusische kussen van weleer voortduurde.